Feiten Voorbeeldclausules

Feiten. De commissie gaat uit van de volgende feiten:
Feiten. Op 2 juli 2012 (datum van het ontvangstbewijs) dient de tussenkomende partij bij het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Gooik een aanvraag in voor een stedenbouwkundige vergunning voor “het verbouwen van een woning”. De woning van de tussenkomende partij en de woning van de verzoekende partij behoorden voorheen aan één eigenaar. In 2004 werd de eigendom gesplitst, waarbij het linker deel werd verkocht aan de verzoekende partij. Het rechter deel werd verkocht aan de tussenkomende partij. De afscheidingsmuur tussen de woningen bevat glasdallen die vóór de splitsing van de eigendom werden aangebracht. Het perceel is volgens de bestemmingsvoorschriften van het bij koninklijk besluit van 7 maart 1977 vastgestelde gewestplan „Halle-Vilvoorde-Asse‟ gelegen in woongebied met landelijk karakter. Het perceel is niet gelegen in een gebied waarvoor een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan geldt, noch binnen de omschrijving van een behoorlijk vergunde, niet-vervallen verkaveling. De verzoekende partij werd, als aanpalende buur, in kennis gesteld van de aanvraag en heeft een bezwaarschrift ingediend. Het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Gooik verleent op 24 september 2012 een stedenbouwkundige vergunning onder voorwaarden aan de tussenkomende partij en motiveert zijn beslissing als volgt: - bij de verbouwing dient de lichtinval en de bestaande dakafwateringsstructuur mbt. de aanpalende buur op het links aanpalend perceel, gerespecteerd te worden. De tussenkomende partij tekent tegen deze beslissing op 23 oktober 2012 administratief beroep aan bij de verwerende partij. De provinciale stedenbouwkundige ambtenaar adviseert in zijn verslag van 10 januari 2013 om dit beroep in te willigen en een stedenbouwkundige vergunning te verlenen. Na de hoorzitting van 24 januari 2013 beslist de verwerende partij op 24 januari 2013 om het beroep in te willigen en een stedenbouwkundige vergunning te verlenen. De verwerende partij motiveert haar beslissing als volgt: - de aanvraag is verenigbaar met het planologisch bestemmingsvoorschrift van woongebied met landelijk karakter; - de verbouwing van de woning met nieuwe aanbouw is verenigbaar met de goede ruimtelijke ordening van de plaats; Dit is de bestreden beslissing.
Feiten. Op 2 juli 2012 (datum van het ontvangstbewijs) dient de tussenkomende partij bij het college van burgemeester en schepenen van de stad Aalst een aanvraag in voor een stedenbouwkundige vergunning voor “de uitbreiding van een bestaand woon- en zorgcentrum”. De percelen zijn volgens de bestemmingsvoorschriften van het bij koninklijk besluit van 30 mei 1978 vastgestelde gewestplan „Aalst-Ninove-Geraardsbergen-Zottegem‟ gelegen in woongebied. De percelen zijn eveneens gelegen binnen de grenzen van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan „Afbakening regionaalstedelijk gebied Aalst‟, vastgesteld met een besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2003. De percelen zijn niet gelegen in een gebied waarvoor een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg geldt, noch binnen de omschrijving van een behoorlijk vergunde, niet-vervallen verkaveling. Tijdens het openbaar onderzoek, georganiseerd van 2 augustus 2012 tot en met 31 augustus 2012, dient de verzoekende partij een bezwaarschrift in. De dienst leefmilieu van de stad Aalst brengt, met betrekking tot de Vlarem-wetgeving en de groenaanleg, op 31 juli 2012 een voorwaardelijk gunstig advies uit. De GECORO van de stad Aalst verleent op 5 september 2012 het volgende gunstig advies: Het college van burgemeester en schepenen van de stad Aalst verleent op 5 november 2012 een stedenbouwkundige vergunning aan de tussenkomende partij en motiveert zijn beslissing als volgt: De verzoekende partij tekent tegen deze beslissing op 13 december 2012 administratief beroep aan bij de verwerende partij. De provinciale stedenbouwkundige ambtenaar adviseert in zijn verslag van 27 februari 2013 om dit beroep niet in te willigen en een stedenbouwkundige vergunning, onder voorwaarden, te verlenen. Na de hoorzitting van 26 februari 2013 beslist de verwerende partij op 28 maart 2013 om het beroep niet in te willigen en een stedenbouwkundige vergunning onder voorwaarden te verlenen. De verwerende partij motiveert haar beslissing als volgt: − Het advies van de stedelijke Brandweer van 10 augustus 2012 dient stipt gevolgd te worden. − Het advies van de stedelijke dienst Leefmilieu m.b.t. de Vlarem-Wetgeving dient stipt gevolgd te worden: De bepalingen van het milieuvergunningendecreet en zijn uitvoeringsbesluiten moeten nageleefd worden en voor de toevoeging dient een milieuvergunning te worden verkregen. In de stedenbouwkundige vergunning moet uitdrukkelijk naar de koppeling bouw- en milieuvergunning worden verwezen. − De stedenbouwkundige verord...
Feiten. Op 13 oktober 2011 (datum van het ontvangstbewijs) dient de eerste tussenkomende partij bij de vierde tussenkomende partij een aanvraag in voor een verkavelingsvergunning. De aanvraag betreft een verkaveling van twaalf loten waarvan er twee gelegen zijn langs de bestaande Duffelsesteenweg en de overige tien gelegen zijn langs een nieuw aan te leggen doodlopende weg met een pijpekop. De nieuwe wegenis wordt voorzien langsheen de grens met het agrarisch gebied. De gehele verkaveling bevindt zich in het deel van de percelen dat in woongebied of woongebied met Iandelijk karakter gelegen is. De woningen die voorzien worden zijn vrijstaande woningen (loten 1 en 2, en loten 9 tot en met 12) of halfopen bebouwingen met een gekoppelde garage (loten 3 tot en met 8). De percelen zijn volgens de bestemmingsvoorschriften van het bij koninklijk besluit van 3 oktober 1979 vastgestelde gewestplan „Antwerpen‟, gelegen in woongebied, woongebied met landelijk karakter en agrarisch gebied. De percelen zijn eveneens gelegen binnen de grenzen van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan „Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen‟, goedgekeurd met een besluit van de Vlaamse Regering van 19 juni 2009. De gewestplanbestemming blijft gelden. Naar aanleiding van het openbaar onderzoek, georganiseerd van 21 oktober 2011 tot en met 19 november 2011, worden acht bezwaarschriften ingediend. Ook de verzoekende partijen hebben een bezwaarschrift ingediend. De brandweer van de gemeente Edegem brengt op 18 oktober 2011 een voorwaardelijk gunstig advies uit. De GECORO van de derde tussenkomende partij brengt op 14 november 2011 een voorwaardelijk gunstig advies uit. De vierde tussenkomende partij verleent op 16 januari 2012 het volgende voorwaardelijk gunstig advies: De gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar brengt op 16 februari 2012 een voorwaardelijk gunstig advies uit. De vierde tussenkomende partij verleent op grond van voormeld advies van de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar op 5 maart 2012 een verkavelingsvergunning onder voorwaarden aan de eerste tussenkomende partij en motiveert haar beslissing als volgt:
Feiten. Op datum heeft een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij belanghebbende en een motorrijtuig met kenteken kentekennummer betrokken waren. Voor dit motorrijtuig liep op het moment van het verkeersongeval een aansprakelijkheidsverzekering bij verzekeraar. Belanghebbende heeft door dit ongeval letsel opgelopen waarvoor belanghebbende verzekerde en/of verzekeraar aansprakelijk heeft gesteld. Verzekeraar heeft de aansprakelijkheid voor de geleden en nog te lijden schade als gevolg van het ongeval erkend / deels erkend / betwist1 Belanghebbende en verzekeraar hebben met elkaar onderhandeld over een definitieve afwikkeling van de geleden en te lijden schade. Belanghebbende heeft zich laten bijstaan door <naam belangenbehartiger>. De intentie van deze overeenkomst is: voorkoming van onduidelijkheid over geleden en mogelijk in de toekomst te lijden schade, zowel voor wat betreft de verschillende schadeposten als over de schadehoogte daarvan; het bieden van een oplossing voor een eventueel geschil over de mate van de aansprakelijkheid en daarmee over de omvang van de schadevergoedingsverplichting. Bij het sluiten van deze vaststellingsovereenkomst realiseren verzekeraar en belanghebbende zich dat er onzekerheden bestaan over toekomstige ontwikkelingen, zoals een eventuele wijziging in de lichamelijke toestand van belanghebbende, wijziging van de hoogte en/of duur van de sociale verzekeringen en/of voorzieningen, wijziging van belastingdruk enz. In deze vaststellingsovereenkomst zijn de goede en kwade kansen meegewogen, zodat partijen hierop niet terug kunnen komen bij wijzigende omstandigheden. Met het aangaan van deze overeenkomst is de zaak definitief afgedaan. In deze overeenkomst wordt vastgelegd welk bedrag aan schadevergoeding belanghebbende krijgt voor de schade die hij heeft geleden en in de toekomst nog zal lijden. Deze overeenkomst geldt zowel voor materiële als voor immateriële schade. De wettelijke basis voor deze overeenkomst is te vinden in de artikelen 7:900 en verder van het Burgerlijk Wetboek.
Feiten. Op 4 oktober 2011 (datum van het ontvangstbewijs) dient de eerste tussenkomende partij bij het college van burgemeester en schepenen van de stad Gent een aanvraag in voor een stedenbouwkundige vergunning voor “de realisatie van de bouw van een winkel en dienstengedeelte in het te renoveren Overpoortgebouw en een woongedeelte (studentenkamers) nieuwbouw en een ondergrondse berging, fietsenstalling en technische ruimte”. Het perceel is, volgens de bestemmingsvoorschriften van het bij koninklijk besluit van 14 september 1977 vastgesteld gewestplan „Gentse en Kanaalzone‟, gelegen in woongebied met culturele, historische en/of esthetische waarde. Het perceel is eveneens gelegen binnen de grenzen van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan „Afbakening grootstedelijk gebied Gent‟, vastgesteld met een besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005. Het perceel is niet gelegen in een gebied waarvoor een goedgekeurd bijzonder plan van aanleg geldt, noch binnen de omschrijving van een behoorlijk vergunde, niet vervallen verkaveling. Tijdens het openbaar onderzoek, georganiseerd van 3 januari tot en met 2 februari 2012, dienen de verzoekende partijen drie bezwaarschriften in. Het Agentschap Ruimte en Erfgoed, afdeling Onroerend Erfgoed, adviseert gunstig op 15 december 2011. Het college van burgemeester en schepenen van de stad Gent verleent op 23 maart 2012 als volgt onder voorwaarden een stedenbouwkundige vergunning aan de eerste tussenkomende partij: De eerste verzoekende partij tekent tegen deze beslissing op 28 april 2012 administratief beroep aan bij de verwerende partij. De tweede verzoekende partij tekent tegen deze beslissing op 30 april 2012 administratief beroep aan bij de verwerende partij. De provinciale stedenbouwkundige ambtenaar heeft geen verslag opgesteld. Na de hoorzitting van 15 mei 2012 beslist de verwerende partij op 16 mei 2012 als volgt het beroep onontvankelijk te verklaren: Dit is de bestreden beslissing.
Feiten. Op 23 december 2011 (datum van het ontvangstbewijs) dient de verzoekende partij bij het college van burgemeester en schepenen van de stad Gent een aanvraag in voor een stedenbouwkundige vergunning voor: “de nieuwbouw en het verbouwen van een groep woningen in de Simon Mirabellostraat en reconversie van het binnengebied, van bedrijfssite naar woongebied. De percelen zijn gelegen binnen de grenzen van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan „Afbakening grootstedelijk gebied Gent‟, vastgesteld met een besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005. De percelen zijn eveneens gelegen binnen de grenzen van het op 18 juli 1989 goedgekeurd bijzonder plan van aanleg nr. 114 „Binnenstad – deel Begijnhof - Prinsenhof‟. De percelen zijn niet gelegen binnen de omschrijving van een behoorlijk vergunde, niet-vervallen verkaveling. Tijdens het openbaar onderzoek, georganiseerd van 24 januari 2012 tot en met 23 februari 2012, worden 17 bezwaarschriften ingediend, onder meer door de verzoekende partijen. Het Agentschap Ruimte en Erfgoed, afdeling Oost-Vlaanderen brengt op 17 februari 2012 een voorwaardelijk gunstig advies uit. De Vlaamse Milieumaatschappij brengt op 14 maart 2012 een gunstig advies uit. Het college van burgemeester en schepenen van de stad Gent verleent op 19 april 2012 een stedenbouwkundige vergunning onder voorwaarden aan de tussenkomende partij en motiveert zijn beslissing als volgt:
Feiten. 3.1 Chronologisch overzicht
Feiten. Bij beschikking van 29 maart 2001 heeft de raadkamer van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Charleroi Chr. G. naar de correctionele rechtbank verwezen we- gens : opzettelijke slagen en verwondingen (telastleggingen I en II), bedreigin- Nr. 618 - 5.12.07 HOF VAN CASSATIE 2399 gen onder een bevel of onder een voorwaarde (telastlegging III) en onopzettelij- ke slagen en verwondingen door gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg (telast- legging IV). De feiten van de telastlegging IV die geacht worden op 20 mei 2000 te Ander- lues ten nadele van de burgerlijke partij te zijn gepleegd, maakten eveneens, on- der de telastlegging A, het voorwerp uit van een bevel tot dagvaarding van 28 augustus 2000 dat de procureur des Konings te Charleroi tegen dezelfde beklaag- de had uitgevaardigd opdat hij voor de politierechtbank zou verschijnen. Bij vonnis van 17 januari 2002 heeft de Correctionele Rechtbank te Charleroi de heropening van het debat bevolen op grond dat het met name passend was om "het openbaar ministerie te vragen om nader uitleg te verschaffen over de aldus dubbel ingestelde vervolgingen door zijn ambt voor twee verschillende gerech- ten". Op 15 oktober 2003 heeft de Politierechtbank te Charleroi zich onbevoegd ver- klaard om kennis te nemen van de zaak die daar op vordering van de procureur des Konings aanhangig was gemaakt. Tot staving van deze beslissing vermeldt het vonnis dat de feiten die zich op 20 mei 2000 te Anderlues hebben voorge- daan de misdrijven zouden hebben opgeleverd die bij de artikelen 327 en 398 en volgende van het Strafwetboek zijn bedoeld. De Correctionele Rechtbank te Charleroi die uitspraak doet na de op 17 januari 2002 bevolen heropening van het debat, heeft op 3 maart 2005 een vonnis gewe- zen dat oordeelt dat de voormelde beschikkingen tot verwijzing en van niet-be- voegdheid een geschil van rechtsmacht kunnen doen ontstaan, beslist dat er bij- gevolg grond is tot regeling van rechtsgebied en, alvorens recht te spreken, daar- toe een tweede heropening van het debat beveelt. Op 13 mei 2005 heeft de procureur des Konings tegen Chr. G. een nieuw dag- vaardingsbevel uitgevaardigd, op grond van de vier telastleggingen die in de ver- wijzingsbeschikking zijn bedoeld. Naar luid van een proces-verbaal van terecht- zitting van 23 juni 2005 heeft de correctionele rechtbank de zaak sine die uitge- steld. In zijn verzoekschrift van 28 augustus 2007 vermeldt de eiser dat "de rechtbank de op 3 maart 2005 gewezen beslissing als een eindbeslissin...