Vakantiejaar Voorbeeldclausules

Vakantiejaar. Het vakantiejaar valt samen met het kalenderjaar.
Vakantiejaar. Het vakantiejaar loopt van januari van enig jaar tot januari van het daaropvolgend jaar.
Vakantiejaar. Het vakantiejaar loopt van 1 juli tot en met 30 juni van het daaropvolgende jaar.
Vakantiejaar. Voor de berekening van vakantierechten wordt uitgegaan van het vakantiejaar. Het vakantiejaar loopt van 1 februari tot en met 31 januari.
Vakantiejaar. Onder het vakantiejaar wordt verstaan de periode, waarover de vakantietoeslag en het aantal vakantiedagen wordt berekend. Het vakantiejaar loopt van 1 juni tot en met 31 mei.
Vakantiejaar. Vakantiejaar
Vakantiejaar a. Voor de berekening van de vakantierechten wordt uitgegaan van het vakantiejaar.
Vakantiejaar. Het vakantiejaar loopt van 1 januari van enig kalenderjaar tot en met 31 december van dat zelfde jaar. 14.2 Aantal Vakantie of verlofdagen. Per vakantiejaar heeft de werknemer die in het vakantiejaar jonger dan 46 jaar is, recht op de in de tabel 14.2.3 vermelde verlofdagen 14.2.2 De werknemer die in het vakantiejaar 46 jaar of ouder is of wordt, heeft, gelet op verminderde belastbaarheid en daaruit voortvloeiende bescherming van de gezondheid, recht op de in de tabel 14.2.3 vermelde verlofdagen. 14.2.3 Jonger dan 46 jaar 20 wettelijke verlofdagen en 5 bovenwettelijke verlofdagen. totaal 25 verlofdagen (200 uur) 46 tot en met 50 jaar 20 wettelijke verlofdagen en 6 bovenwettelijke verlofdagen totaal 26 verlofdagen (208 uur) 51 tot en met 55 jaar 20 wettelijke verlofdagen en 7 bovenwettelijke verlofdagen totaal 27 verlofdagen (216 uur) 56 tot en met 60 jaar 20 wettelijke verlofdagen en 8 bovenwettelijke verlofdagen totaal 28 verlofdagen (224 uur) 61 jaar en ouder 20 wettelijke verlofdagen en 9 bovenwettelijke verlofdagen totaal 29 verlofdagen (232 uur) 14.4 Deel van het vakantiejaar in dienst. De werknemer die slechts een deel van het vakantiejaar in dienst van de werkgever is, heeft recht op een evenredig deel van de hiervoor genoemde verlofdagen. 14.5 Bij vorige werkgever(s) verworven vakantierechten. De werknemer dient bij de aanvang van de dienstbetrekking de werkgever mede te delen hoeveel rechten op vakantie hij bij zijn vorige werkgever(s) verworven heeft waarvan hij de verlofdagen/diensten niet opgenomen heeft maar uitbetaald heeft gekregen, zodat de werkgever weet op hoeveel verlofdagen zonder behoud van inkomen de werknemer aanspraak maken kan. 14.6 Aaneengesloten vakantie 14.6.1 De aaneengesloten verlofdagen/diensten worden gegeven in de maanden mei tot en met september van het lopende vakantiejaar. In de regel zal de werknemer drie weken aaneengesloten vakantie kunnen opnemen. 14.6.2 Indien de werkgever zijn bedrijf of een gedeelte van zijn bedrijf stopzet, teneinde gedurende die stopzetting aan de werknemers de aaneengesloten vakantie te geven, moeten de werknemers gedurende het daarvoor door de werkgever, met instemming van de OR, aangewezen tijdvak van stopzetting met vakantie gaan. 14.6.3 Ingeval een werknemer, indien het onder artikel 14.6.2 bepaalde van toepassing is, nog geen recht heeft op alle aaneengesloten verlofdagen/diensten, kan de werkgever bepalen dat de betrokken werknemer: 14.6.3.1 in een andere afdeling van het bedrijf van de w...
Vakantiejaar. Het vakantiejaar loopt van 1 mei van elk kalenderjaar tot en met 30 april van het daaropvolgende kalenderjaar of een andere periode van 12 maanden, mits deze periode binnen het betreffende bedrijf expliciet is vastgesteld en is vastgelegd in overleg met de ondernemingsraad.