Salarisvaststelling Voorbeeldclausules

Salarisvaststelling. 1 Je salaris wordt gebaseerd op de voor jou geldende salaristabel (zie hoofdstukken 8 tot en met 12). Het niveau van je functie bepaalt welke salarisschaal van toepassing is.
Salarisvaststelling. 3.1 Bij indiensttreding wordt het schaalsalaris vastgesteld op 70% van het normsalaris, tenzij op grond van de ervaring van de medewerker een hoger schaalsalaris gerechtvaardigd is.
Salarisvaststelling. 1. a. Werknemers werkzaam in één van de volgende functies worden ingedeeld in salarisgroep 55: • bestuurder railvoertuig; • buschauffeur; • BOA III / lid FOT team, met dien verstande dat men in salarisgroep 54 wordt ingedeeld, indien en voor zolang, men niet de volledige bevoegdheid van een BOA III controleur heeft en in verband daarmee (nog) geen onregelmatige diensten verricht.
Salarisvaststelling. 3.1 Bij indiensttreding ontvangt de medewerker in het algemeen het vakvolwassen schaalsalaris van de salarisgroep waarin hij (al dan niet met toepassing van artikel 11.2) is ingedeeld. Op grond van ervaring of bijzondere omstandigheden (b.v. de situatie op de arbeidsmarkt) kan hem een hoger schaalsalaris worden toegekend.
Salarisvaststelling. Artikel 3.
Salarisvaststelling. 3.1 De vaststelling van het salaris geschiedt jaarlijks per 1 januari.
Salarisvaststelling. 1. Werknemers worden beloond op basis van de inhoud en de zwaarte van de functie die wordt vervuld. Dit komt tot uitdrukking in de indeling van de functie in een functiegroep, waaraan een salarisschaal is gekoppeld. In totaal zijn er twaalf salarisschalen.
Salarisvaststelling. 1. Het salaris binnen de salarisschaal wordt vastgesteld op basis van de ervaring en de wijze van functioneren van de werknemer.
Salarisvaststelling a. De jaarsalarissen vermeld in lid 1b gelden indien de werknemer gedu- rende het gehele jaar in dienst van de werkgever is. Bij in- of uitdiensttre- ding tijdens het jaar wordt een evenredig deel van het jaarsalaris betaald.
Salarisvaststelling a. Onverminderd het bepaalde in lid 5 ontvangt een werknemer die op 1 juli reeds in dienst was, per 1 januari van enig jaar de standaard periodieke verhoging behorend bij zijn salarisgroep, voor zover daarmee het stan- daardmaximum van de salarisgroep niet wordt overschreden. Een werknemer ingedeeld in een van de salarisgroepen 56 t/m 63, wiens maandsalaris lager is dan het standaard-minimum maandsalaris vermin- derd met één standaardperiodiek ontvangt een zodanige periodieke ver- hoging dat hij daarmee het standaard-minimum maandsalaris bereikt, maar ten hoogste 4% van het standaard-maximum maandsalaris. Ligt zijn maandsalaris lager dan het standaard-minimum salaris, verminderd met drie standaard-periodieken dan ontvangt hij in twee achtereenvolgende jaren een periodieke verhoging ter grootte van de helft van het verschil tussen zijn salaris en het standaard minimum salaris.