Fictieve dienstbetrekking Voorbeeldclausules

Fictieve dienstbetrekking. ● Er wordt feitelijk persoonlijk samengewerkt; ● Xxxxxx dan dertig dagen; ● Gedurende tenminste 2 dagen per week; ● Tegen tenminste 40% van het WML per week (2017: € 144) ● Niet als ondernemer → Uitgesloten in de modelovereenkomsten. Niet uitgesloten? → toetsen op deze criteria.
Fictieve dienstbetrekking. Als de inkomsten uit de arbeidsrelatie geen winst uit een onderneming of loon uit een privaatrechtelijke dienstbetrekking zijn, dienen de voor de feitelijk zelf verrichte arbeid betaalde arbeidsbeloningen te worden getoetst aan de volgende criteria van de fictieve dienstbetrekking: – de arbeidsverhouding moet zijn aangegaan voor een periode van ten minste 30 dagen, – de arbeid wordt doorgaans op ten minste 2 dagen per week verricht, – de arbeidsbeloning bedraagt doorgaans over een week ten minste 2/5 van het bedrag genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdeel b van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. In de praktijk zal al naar gelang het loonbetalingstijdvak een toetsingsperiode van een maand of vier/vijf weken worden gehanteerd. Als aan alle criteria is voldaan, is sprake van een fictieve dienstbetrekking. Een door de opdrachtgever ingenomen standpunt met betrekking tot de kwalificatie van de arbeidsrelatie als fictieve dienstbetrekking zal voor het resterende deel van het kalenderjaar gehandhaafd blijven tenzij structurele wijzigingen van de werkzaamheden en/of beloningen aanleiding geven hiervan af te wijken. Wijzigingen als gevolg van vervanging bij ziekte en vakantie worden ten aanzien van de vervanger niet als structureel aangemerkt indien de vervanging een periode van 6 (zes) aanééngesloten weken niet overschrijdt. De positie van de vervangen opdrachtnemer blijft in dit geval ongewijzigd.
Fictieve dienstbetrekking. 1.3.1 Stel vast dat van de opdrachtnemers een overeenkomst van opdracht aanwezig is en dat is getoetst dat de feiten en omstandigheden hiermee in overeenstemming zijn.
Fictieve dienstbetrekking. Wat verder in deze ‘driehoek’ speelt, is de mogelijke aanwezigheid van een fictieve dienstbetrekking voor tussenkomstsituaties. Uitgaande van de situatie dat de opdrachtgever, intermediair en ZP’er de toepasselijkheid van deze fictieve dienstbetrekking willen voorkomen, is van belang dat duidelijk is dat de ZP’er werkzaamheden verricht als zelfstandige cq. ondernemer. De intermediair mag redelijkerwijs aannemen (bewijsvermoeden) dat hiervan sprake is als wordt vastgelegd, in aanvulling op de afgesloten overeenkomst de volgende gegevens van de ZP’er: ⮚ Uittreksel Kamer van Koophandel ⮚ BTW nummer En afspraken heeft gemaakt over: ⮚ De aansprakelijkheid van de ZP’er jegens de opdrachtgever dientengevolge de uitvoering van de opdracht; ⮚ Geen onredelijke beperking middels een concurrentie- of relatiebeding; ⮚ Xxxx beperking in het verwerven van andere opdrachten gedurende de looptijd van de opdracht; Indien de Belastingdienst beoordeelt dat er daadwerkelijk sprake is van een echte of een fictieve dienstbetrekking, wordt de intermediair door de Belastingdienst aangemerkt als zijnde ‘werkgever’ en krijgt de intermediair een naheffing van loonheffing en premie werknemersverzekeringen. De intermediair neemt in deze situatie feitelijk gezien het risico volledig over van de inhurende organisatie, de opdrachtgever.
Fictieve dienstbetrekking. Belangrijk is op te merken dat in de Wet op de loonbelasting naast de dienstbetrekking ook het begrip “fictieve” dienstbetrekking is ingevoerd. Als een “echte” dienstbetrekking kan worden uitgesloten dan kan er nog wel sprake zijn van een fictieve dienstbetrekking op grond waarvan sprake is van inhoudings- plicht voor de loonheffingen. Overigens kunnen partijen bij aanvang van de over- eenkomst overeenkomen dat zij de fictieve dienstbetrekking wensen uit te sluiten. In de door de Belastingdienst aangeboden voor- beeldovereenkomsten is een dergelijke bepa- ling ook standaard opgenomen. In plaats van de VAR kunnen opdrachtnemer en opdrachtgever met ingang van 1 mei 2016 werken met een door de Belastingdienst vooraf goedgekeurde modelovereenkomst. Het kenmerk van een dergelijke overeen- komst is dat één van de benodigde criteria voor een dienstbetrekking ontbreekt en een bepaling kan worden opgenomen dat de fictieve dienstbetrekking wordt uitgesloten. Er is dan geen sprake van een (fictieve) dienstbetrekking en inhoudingsplicht voor de loonheffingen wordt uitgesloten. De Belastingdienst heeft inmiddels op haar website een groot aantal modelovereen- komsten gepubliceerd waarvan gebruik kan worden gemaakt. Belangrijk is op te merken dat van deze overeenkomsten geen gebruik hoeft te worden gemaakt. Werken opdracht- gever en opdrachtnemer op basis van een goedgekeurde overeenkomst dan kunnen zij erop vertrouwen dat er geen sprake is van een dienstbetrekking. Dit is anders als ach- teraf blijkt dat de feiten en omstandigheden waaronder partijen samenwerken afwijken van datgene wat in de overeenkomst is opgenomen. Maakt u gebruik van een goedge- keurde (model)overeenkomst van de Belastingdienst? Toets dan periodiek of de wijze van samenwerking in overeenstem- ming is met datgene wat is opgenomen in de overeenkomst! Van belang is goed voor ogen te houden dat door de wetgever tijdens de parlementaire behandeling nadrukkelijk is opgemerkt dat het werken met een voorbeeldovereenkomst specifiek is bedoeld voor die situaties waarbij vooraf onduidelijk is hoe de arbeidsrelatie getypeerd moet worden. Naar de mening van de wetgever is in de meeste situaties reeds vooraf duidelijk of er wel óf geen sprake is van een dienstbetrekking. Dan is het gebruik van een voorbeeldovereenkomst niet nodig. Als een onderwijsinstelling een zelfstandige schilder inhuurt voor het schilderen van het schoolgebouw dan is reeds aan de voorzijde voldoende duidelijk dat van een dienstbe- trekking ...
Fictieve dienstbetrekking. Als aan de hiervoor beschreven criteria voor een “echte” dienstbetrekking niet wordt voldaan, wordt de relatie tussen stichting/vereniging en medewerker met een dienstbetrekking gelijk gesteld als43: - de medewerker persoonlijk arbeid verricht; - op doorgaans tenminste 2 dagen per week (ongeacht het aantal per dag gewerkte uren) en - het bruto-inkomen dat de medewerker wekelijks van de stichting/vereniging ontvangt (in geld of natura) tenminste bedraagt 40% van het bruto minimum loon en - de arbeidsverhouding langer dan één maand duurt. Naast de hiervoor beschreven dienstbetrekking van de zogeheten “gelijkgestelde” bestaan nog meer fictieve dienstbetrekkingen44, bijvoorbeeld de dienstbetrekking van een stagiair. Het gaat buiten het bestek van deze notitie om alle vormen van een fictieve dienstbetrekking te beschrijven. Dat de hiervoor beschreven criteria voor het bestaan van een dienstbetrekking veel ruimte geven voor discussie blijkt uit de vele uitspraken die de belastingrechters al over deze pro- blematiek hebben gedaan. Mensen die duidelijkheid wensen over de fiscale en premiestatus van hun werkzaamheden hebben 2 mogelijkheden:
Fictieve dienstbetrekking. Als er geen sprake is van een echte dienstbetrekking, kan de arbeidsrelatie tussen Eindklant en opdrachtnemer (en zelfs de hulpen van de opdrachtnemer) een fictieve dienstbetrekking zijn. Dat betekent dat u de dienstbetrekking behandelt als een echte dienstbetrekking en dat u voor het inhouden en betalen van loonheffingen dezelfde regels moet toepassen als bij echte dienstbetrekkingen. (bron:xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxx/xxxx/xxxxxx/XX/xxxxxxxxxxxxxxx_0_xxxxxx _of_er_een_dienstbetrekking.html)
Fictieve dienstbetrekking. Als aan de criteria voor een “echte” dienstbetrekking niet wordt voldaan, kan de relatie tussen stichting/vereniging en medewerker met een dienstbetrekking gelijk worden gesteld als51: - de medewerker persoonlijk arbeid verricht; - op doorgaans tenminste 2 dagen per week (ongeacht het aantal per dag gewerkte uren) en - het bruto-inkomen dat de medewerker wekelijks van de stichting/vereniging ontvangt (in geld of natura) tenminste bedraagt 40% van het bruto minimum loon en - de arbeidsverhouding langer dan één maand duurt. Naast de hiervoor beschreven dienstbetrekking van de zogeheten “gelijkgestelde” bestaan nog meer fictieve dienstbetrekkingen52, bijvoorbeeld de dienstbetrekking van een stagiair. Het gaat buiten het bestek van deze notitie om alle vormen van een fictieve dienstbetrekking te beschrijven.
Fictieve dienstbetrekking. Als aan de hiervoor beschreven criteria voor een “echte” dienstbetrekking niet wordt voldaan, wordt de relatie tussen stichting/vereniging en medewerker met een dienstbetrekking gelijk gesteld als: - de medewerker persoonlijk arbeid verricht; - op doorgaans tenminste 2 dagen per week (ongeacht het aantal per dag gewerkte uren) en; - het bruto-inkomen dat de medewerker wekelijks van de stichting/vereniging ontvangt (in geld of natura) tenminste bedraagt 40% van het bruto minimum loon en; - de arbeidsverhouding langer dan één maand duurt. Naast de hiervoor beschreven dienstbetrekking van de zogeheten “gelijkgestelde” bestaan nog meer fictieve dienstbetrekkingen, bijvoorbeeld de dienstbetrekking van een stagiair. Het gaat buiten het bestek van deze notitie om alle vormen van een fictieve dienstbetrekking te be- schrijven. Dat de hiervoor beschreven criteria voor het bestaan van een dienstbetrekking veel ruimte ge- ven voor discussie blijkt uit de vele uitspraken die de belastingrechters al over deze problema- tiek hebben gedaan. Mensen die duidelijkheid wensen over de fiscale en premiestatus van hun werkzaamheden kunnen kiezen voor “opting in”. Op grond van de regeling van opting in kan een medewerker er voor kiezen om zijn of haar arbeidsrelatie met de stichting/vereniging aan te merken als een (fictieve) dienstbetrekking. De relatie wordt dan fiscaal en voor de premieheffing afgewerkt als een dienstbetrekking: dus met inhouding van loonheffingen. De medewerker wordt dan aangeduid als “pseudo werkne- mer”. Sinds de afschaffing van de Verklaring ArbeidsRelatie (VAR) is het niet meer mogelijkheid om zekerheid te krijgen omtrent de kwalificatie van een arbeidsrelatie. Onder de vervanger van de VAR, de Wet DBA, zou het mogelijk worden om zekerheid te verkrijgen door het hanteren van een vooraf door de Belastingdienst goedgekeurde (mo- del)overeenkomst. Deze regeling bleekt echter zoveel haken en ogen te hebben, dat is beslo- ten die vooralsnog niet actief te handhaven. De Belastingdienst beperkt zich tot het geven van informatie en het bestrijden van evident misbruik. In het Regeerakkoord van het Kabinet Rutte III worden de contouren geschetst van een nieuwe regeling.