Ontbinding van de huur Verhuurder is gerechtigd de huurovereenkomst zonder ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst te beëindigen en zich weer in het bezit van het voertuig te stellen, onverminderd zijn recht op vergoeding van kosten, schaden en rente, indien blijkt dat huurder tijdens de huurperiode één of meer van de verplichtingen van de huurovereenkomst niet, niet tijdig of niet volledig nakomt of zal nakomen, indien huurder overlijdt, onder curatele wordt gesteld, hij surseance van betaling aanvraagt, hij in staat van faillissement wordt verklaard, ten aanzien van hem de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen van toepassing wordt verklaard, hij zijn woonplaats of zetel naar het buitenland verplaatst, er beslag op het voertuig wordt gelegd, of indien verhuurder tijdens de huurperiode van het bestaan van omstandigheden blijkt, die van dien aard zijn dat ware verhuurder hiervan op de hoogte is geweest, hij de huurovereenkomst niet was aangegaan. Huurder dient alle medewerking aan verhuurder te verlenen om zich weer in het bezit van het voertuig te doen stellen. Verhuurder is niet aansprakelijk voor schade die het gevolg is van de ontbinding van de huurovereenkomst.
Ontbinding van de overeenkomst Op sommige plaatsen in de overeenkomst is aangegeven, dat de Verkrijger de ontbinding van de overeenkomst kan bewerkstelligen. In het Burgerlijk Wetboek is de ontbinding geregeld. De wet geeft aan degene die de overeenkomst wil ontbinden de keuze tussen ‘inroepen’ (via een brief) of ‘vorderen’ (aan de rechter vragen) om de overeenkomst te ontbinden. In sommige artikelen spreekt de overeenkomst naast inroepen ook over vorderen. Wanneer twijfel bestaat of de wanprestatie van voldoende gewicht is om de overeenkomst te ontbinden, kan het verstandig zijn de bevoegde rechter in te schakelen. Er kan ook gedeeltelijk worden ontbonden. Een ontbinding kan leiden tot het geheel of gedeeltelijk terugdraaien van de overeenkomst.