Ontbinding Voorbeeldclausules

Ontbinding. 25.1. Ieder der Partijen heeft het recht de Overeenkomst zonder rechterlijke tussenkomst en zonder ingebrekestelling met onmiddellijke ingang te ontbinden, indien: • artikel 4.4 algemene inkoopvoorwaarden wordt geschonden; • de andere Partij een besluit tot ontbinding van de rechtspersoon of onderneming heeft genomen; • de zeggenschap van de andere Partij bij een ander komt te rusten dan ten tijde van het sluiten van deze Overeenkomst; • ten aanzien van de andere Partij faillissement is aangevraagd dan wel uitgesproken of, al dan niet voorlopig, surséance van betaling is aangevraagd of verleend; • de andere Partij fuseert, splitst of op enigerlei wijze (een deel van) zijn bedrijf overdraagt; • de andere Partij in een situatie van overmacht verkeert gedurende meer dan tien dagen.
Ontbinding. 6.1 Als een partij in gebreke blijft aan zijn verplichtingen uit de inleenovereenkomst te voldoen, is de andere partij - naast hetgeen in de inleenovereenkomst is bepaald - gerechtigd de inleenovereenkomst door middel van een aangetekend schrijven buitengerechtelijk geheel of gedeeltelijk te ontbinden. De ontbinding zal pas plaatsvinden nadat de in gebreke verkerende partij schriftelijk in gebreke is gesteld en hem een redelijke termijn is geboden om de tekortkoming te zuiveren, en nakoming is uitgebleven.
Ontbinding. 41.1. Elk van de Partijen heeft het recht de Overeenkomst zonder rechterlijke tussenkomst en zonder ingebrekestelling met onmiddellijke ingang te ontbinden, indien:
Ontbinding. Elk der partijen kan de Overeenkomst ontbinden indien de wederpartij - nadat een in een schriftelijke ingebrekestelling gestelde redelijke termijn is verstreken - tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen uit deze Overeenkomst. Elk der partijen is tevens gerechtigd de Overeenkomst met onmiddellijke ingang te ontbinden in geval van faillissement of surséance van betaling van de wederpartij, of in het geval op de wederpartij de wet Schuldsanering Natuurlijke Personen wordt toegepast. Het rechtsgevolg bij ontbinding beperkt zich tot bevrijding voor de toekomst. Er ontstaan geen ongedaanmakingsverbintenissen
Ontbinding. Als een partij in gebreke blijft aan haar verplichtingen uit de inleenovereenkomst te voldoen, is de andere partij - naast hetgeen in de inleenovereenkomst is bepaald - gerechtigd de inleenovereenkomst door middel van een aangetekend schrijven buitengerechtelijk geheel of gedeeltelijk te ontbin- den. De ontbinding zal pas plaatsvinden nadat de in gebreke verkerende partij schriftelijk in gebreke is gesteld en haar een redelijke termijn is geboden om de tekortkoming te zuiveren, en nakoming is uitgebleven. Voorts is de ene partij gerechtigd, zonder dat enige aanmaning of ingebrekestelling zal zijn vereist, buiten rechte de inleenovereenkomst door middel van een aangetekend schrijven met onmiddellijke ingang geheel of gedeeltelijk te ontbinden als: de andere partij (voorlopige) surseance van betaling aanvraagt of haar (voorlopige) surseance van betaling wordt verleend; de andere partij haar eigen faillissement aanvraagt of in staat van faillissement wordt verklaard; de onderneming van de andere partij wordt geliquideerd; de andere partij haar huidige onderneming staakt; buiten toedoen van de ene partij op een aanmerkelijk deel van het vermogen van de andere partij beslag wordt gelegd, dan wel indien de andere partij anderszins niet langer in staat moet worden geacht de verplichtingen uit de inleenovereen- komst na te kunnen komen. Als de inlener op het moment van de ontbinding reeds prestaties ter uitvoering van de inleenovereenkomst had ontvangen, kan hij de inleenovereenkomst slechts gedeeltelijk ontbinden en wel uitsluitend voor dat gedeelte, dat door of namens de onderneming nog niet is uitgevoerd. Bedragen die de onderneming vóór de ontbinding aan de inlener heeft gefactureerd in verband met hetgeen zij reeds ter uitvoering van de inleenovereenkomst heeft gepresteerd, blijven onverminderd door de inlener aan haar verschuldigd en worden op het moment van de ontbinding direct opeisbaar.
Ontbinding. Blijft één van de partijen in gebreke nadat deze partij in gebreke is gesteld door de wederpartij, dan is deze laatste gerechtigd de overeenkomst te ontbinden. Het recht tot ontbinding bestaat in ieder geval indien de wederpartij: - in staat van faillissement geraakt - surséance van betaling of schuldsanering aan- vraagt - zijn ondercuratelestelling wordt aangevraagd, wanneer enig beslag op zaken en/of vorderingen van opdrachtgever wordt gelegd - bij overlijden dan wel liquidatie of ontbinding van het bedrijf van de opdrachtgever.
Ontbinding. 9.1 Indien Opdrachtgever niet, niet behoorlijk of niet tijdig aan enige verplichting, uit de met Opdrachtnemer gesloten overeenkomst voldoet, alsmede in geval van faillissement, surseance van betaling of onder curatelenstelling van Opdrachtgever of stillegging of liquidatie van diens bedrijf, is Opdrachtnemer gerechtigd de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, dan wel de (verdere) uitvoering van de overeenkomst op te schorten. Opdrachtnemer is in die gevallen voorts gerechtigd onmiddellijk voldoening van het haar toekomende te vorderen.
Ontbinding. De verzekering eindigt door ontbinding als u bent tekortgeschoten in uw verplichtingen. Geldige redenen voor ontbinding zijn:
Ontbinding. 15.1 Onverminderd hetgeen overigens in de Overeenkomst is bepaald, kan elke Partij de Overeenkomst door middel van een aangetekend schrijven buiten rechte geheel of gedeeltelijk ontbinden zonder tot enige schadevergoeding jegens de andere Partij te zijn gehouden, indien de andere Partij in verzuim is dan wel nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk is, tenzij het een tekortkoming betreft die gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis de ontbinding niet rechtvaardigt.
Ontbinding. 20.9 Indien een partij tekortschiet in de nakoming van een overeengekomen verplichting, kan de andere partij haar in gebreke stellen waarbij de nalatige partij alsnog een redelijke termijn voor de nakoming wordt gegund. Blijft nakoming ook dan uit dan is de nalatige partij in verzuim. Ingebrekestelling is niet nodig wanneer voor de nakoming een fatale termijn geldt, nakoming blijvend onmogelijk is of indien uit een mede- deling dan wel de houding van de andere partij moet worden afgeleid dat deze in de nakoming van haar verplichting zal tekortschieten.